Naar de navigatie

'Het helpt als je je straf in eigen land mag uitvoeren'

Marina Beun, OvJ bij de Centrale Autoriteit strafoverdrachten leidt de overdracht van taakstraffen en toezichten binnen Europa in goede banen. Ze heeft al heel wat zaken voorbij zien komen. Van een 17-jarige jongen die in een Spaanse cel lang moest wachten op zijn vonnis, tot een officier die had gehoord dat overdracht van taakstraffen naar Litouwen onmogelijk zou zijn (niet waar).

 

Op het moment is Marina voor 15 maanden ‘uitgeleend’ aan een EU-project. Ze helpt de officieren van justitie in Servië zich klaar te stomen voor het lidmaatschap van de EU. Halverwege 2023 zit ze – ijs en weder dienende – weer op haar plek in Haarlem. In haar afwezigheid neemt Henri Tillart Marina’s taken waar. Henri werkt al voor het IRC als officier van justitie, hij is belast met internationale rechtshulp. Voor de inwerkingtreding van de WETS was Henri betrokken bij de implementatie daarvan.

Dicht bij haar werk in Haarlem zit Marina Beun (60) op een mooie plek in het bos op een terras. Het is een van de heetste dagen van het jaar, maar de hitte deert haar niet. Ze zit rechtop en wil goed uitleggen waar het in haar werk precies

over gaat. “De meest uiteenlopende vragen komen langs. Dan heb je een advocaat aan de lijn met een cliënt die zijn straf in Nederland wil uitvoeren, het volgende moment iemand van de Buitenlandbalie over een gedetineerde die overdracht van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling wil, dan weer een officier van justitie die wil weten of, zeg, Kroatië een toezicht kan overnemen. Dat kan, trouwens.”

Vragen beantwoorden van collega’s en externe partners neemt aardig wat van Marina’s tijd in beslag, en dat geldt ook voor afstemming binnen de strafrechtketen. De rest van haar tijd gaat op aan lesgeven over strafoverdracht en, vooral, de overdrachten beoordelen. Voor de overdracht van taakstraffen of toezichten moet een certificaat worden ingevuld. Zowel de in- als de uitgaande certificaten worden beoordeeld door Marina’s afdeling. In de praktijk is dat soms best lastig, legt ze uit. “Je hebt te maken met verschillende rechtssystemen, verschillende partners, gewoontes en organisaties. Een voorbeeld: in sommige lidstaten wordt een overdracht door een lokale rechtbank beoordeeld, anders dus dan in Nederland waar wij twee centrale autoriteiten hebben (zie kader op de volgende pagina). Je krijgt dan erg wisselende beslissingen. Verder moet je altijd goed opletten of een straf wel kan. In België bijvoorbeeld is de proeftijd veelal vijf jaar, bij ons in het algemeen maximaal drie jaar. We mogen een straf nooit verzwaren, wel naar beneden bijstellen als bij ons de regels anders zijn. Die vijf jaar mogen we dus aanpassen in drie.”

Soms kost het veel moeite een ander land duidelijk te maken dat overdracht echt kan. “En soms lukt het zelfs dán niet”, zegt Marina. “Een paar jaar geleden was een 17-jarige Nederlandse jongen opgepakt in Spanje op verdenking van het lastigvallen van meisjes. Het duurde lang voor hij zijn vonnis kreeg, hij zat in een Spaanse cel en sprak geen Spaans. De jongen ging uiteindelijk in hongerstaking. We schakelden alles en iedereen in om hem naar Nederland te krijgen waar de reclassering zou kunnen toezien op de schorsingsvoorwaarden, in afwachting van zijn vonnis. Dat kan en mag, maar Spanje wilde niet schorsen, ook al ging het om een jongen van 17. Uiteindelijk zetten ze hem op straat. Er was niets geregeld, de ambassadeur heeft hem thuis opgevangen. Een heleboel onnodig gestress en gedoe. Deze jongen had gewoon in Nederland onder toezicht van de reclassering zijn vonnis kunnen afwachten.”

 

Oplossingsgericht

De ober van het etablissement komt naar buiten. Een rood hoofd dat niet alleen hitte, maar ook stress verraadt. “Het pinapparaat doet het niet! Hopelijk kunt u contant betalen?” Mijn portemonnee blijkt leeg. Marina knikt de man bemoedigend toe en graaft in alle holletjes van haar tas. “Zo”, zegt ze. “Dat moet genoeg zijn, en anders drinken we water.” Oplossingsgericht – zoals ze ook in haar werk denkt.

“De eerste vraag is altijd: voor welk feit is iemand veroordeeld. In een enkel geval ben je snel klaar als je dit weet. In Duitsland staat er een straf op het niet betalen van alimentatie. Bij ons niet. Als er geen dubbele strafbaarheid is, dan houdt het op. Meestal duurt de beoordeling langer… Bij de overdracht van onze straffen kan bijvoorbeeld een hobbel ontstaan wanneer wij het niet eens zijn met de beslissing van een ander land. Er zijn landen waar men bij overdracht de straf wil aanpassen naar een andere strafmodaliteit dan de Nederlandse rechter heeft opgelegd, naar een geldboete bijvoorbeeld. Maar dat is écht iets anders. In beginsel accepteren we zo’n aanpassing niet. Ook gebeurt het wel dat een overdracht ten onrechte wordt geweigerd door de andere lidstaat. In dat geval is veel bilateraal overleg nodig. Dan lukt het ons meestal om de werking en mogelijkheden van deze EU-regeling goed uit te leggen.”

 

“We mogen een straf nooit verzwaren, wel naar beneden bijstellen als bij ons de regels anders zijn. Die vijf jaar mogen we dus aanpassen in drie.”

-Marina Beun, OvJ bij de Centrale Autoriteit Strafoverdrachten

 

De meeste zaken die het IRC behandelt zijn uitgaande zaken. Vier keer zoveel straffen worden vanuit Nederland overgedragen naar het buitenland, dan vanuit alle andere Europese landen bij elkaar, naar Nederland. “Bij ons worden zaken actief geselecteerd voor overdracht. In het buitenland gebeurt er pas iets als iemand er om vraagt. Na selectie checken wij altijd de haalbaarheid van overdracht. Uitgangspunt is de binding met de andere lidstaat, je kunt tenslotte het beste re-integreren in het land waarmee je binding hebt. Daarnaast beoordelen we of een overdracht ook raadzaam is. Binnen twee maanden dient een beslissing over de overdracht genomen te worden, maar sommige landen reageren laat of helemaal niet. Soms vragen veroordeelden of ze hun straf in Nederland kunnen uitvoeren, omdat het allemaal te lang duurt en ze ervan af willen.” Misschien is Nederland wel iets té enthousiast met de overdrachten, peinst Marina. “In de loop der jaren ben ik er kritischer op geworden en kijken we nog nauwkeuriger of iemand wel echt in het buitenland woont. Overdracht moet wel zin hebben.”

 

Levensbelang

Nog een uitdaging: de onbekendheid. In het buitenland is die groot, maar ook in eigen land stuit Marina er soms op. “Rechters weten soms niet dat een door hen opgelegde taakstraf in het buitenland uitgevoerd kan worden. Of ze worden onjuist voorgelicht, horen dat Litouwen geen taakstraffen overneemt (niet waar trouwens). Daar moet ik soms wel van zuchten… Mijn afdeling kan altijd adviseren en we helpen zelfs telefonisch bij het invullen van het certificaat. Het helpt echt als je straf in je eigen land kunt uitvoeren. Soms kan het iemands leven bepalen, zoals in het geval van de jongeman die in een psychose in Griekenland iemand neerstak. Hij werd na zijn straf voorwaardelijk in vrijheid gesteld met als voorwaarde reclasseringscontact. Wij hebben het reclasseringstoezicht overgenomen. Stel dat dat niet had gekund: wat moet zo iemand in Griekenland?”

“Ik zou iedereen op het hart willen drukken altijd te vragen wat de mogelijkheden zijn. Alle kennis is aanwezig, bij ons of bij de Buitenlandbalie van Reclassering Nederland. De balie is er voor alle vragen vanuit de reclassering of de veroordeelde; wij nemen alle vragen vanuit justitie in behandeling. Wij zijn allebei heel servicegericht. De Balie ondersteunt ook óns. Zij adviseren én brengen soms overdrachtsverzoeken over. Die komen binnen via hun vrijwilligers die gedetineerden bezoeken. De samenwerking met de Buitenlandbalie is geweldig, we hebben elke dag contact. Samen hebben we ook bijeenkomsten georganiseerd met bijvoorbeeld Spanje en Italië en met België en Duitsland. In de grensstreek weten ze nu veel beter dat strafoverdrachten kunnen en voordelen hebben. Sinds we deze bijeenkomsten hebben gehouden loopt alles soepeler.”

We lopen terug naar de poort van het landgoed, het is inmiddels ruim boven de dertig graden. Er vliegt geen vogel meer; alles puft en zucht en zoekt de schaduw op. Alleen op Marina’s gezicht is geen spoortje van verhitting te bekennen. “Maar wel nu even lekker naar het zwembad!”, zegt ze.

 

Wie doet wat?

Nederland heeft twee centrale autoriteiten voor de afhandeling van strafoverdrachten. De afdeling van het IRC (Internationaal Rechtshulp Centrum) waar Marina Beun werkt, beoordeelt alle overdrachten van taakstraffen, toezichten – zowel VI als bijzondere voorwaarden -, schorsingsvoorwaarden en beschermingsbevelen voor slachtoffers. Haar afdeling is landelijk ook het aanspreekpunt voor de overdracht van taakstraffen en toezichten binnen het Koninkrijk. De afdeling IOS (Internationale Overdracht Strafvonnissen van de Dienst Justitiële Inrichtingen) is de andere centrale autoriteit. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de overdracht van gevangenisstraffen. De afdeling IOS moet de overdracht laten toetsen door het Gerechtshof in Arnhem. Het IRC hoeft dat niet. In 2012 werd in Nederland de WETS van kracht, de wet die alle strafoverdrachten binnen de EU regelt. De WETS is de Nederlandse implementatie van de Europese Kaderbesluiten over strafoverdracht.

 

Wat is strafoverdracht?

Op basis van EU-regelgeving mogen strafrechtelijke beslissingen één op één, dus zonder omzetting, overgedragen worden naar een andere lidstaat. Strafoverdracht is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning. In principe dient er overgenomen te worden, tenzij er sprake is van een weigeringsgrond. Er gelden ook termijnen voor het nemen van een overdrachtsbeslissing.